Als mijn moeder op vakantie ging, had ze stress. De tuin! Er was het gazon, dat wekelijks gesproeid diende te worden. En wat te denken van de honderd jaar oude begonia’s van oma, die hun kopjes lieten hangen na een paar dagen droogte.
Dankzij de buurman kon mijn moeder enigszins gerust met mijn mopperende vader (‘die tuin ook altijd!’) mee op reis.
Vrijwel al haar vrije tijd en een groot deel van haar liefde stopte ze in de planten. Na een erfenis had ze het park – ‘tuin’ is een understatement – bijna twintig jaar geleden laten aanleggen. Aangezien het vrijstaande huis aan een drukke weg lag, zagen veel fietsers en automobilisten het resultaat van haar noeste arbeid. En: complimenteerden haar daarmee. Mama had in de regio een naam als het ging om tuinonderhoud.
‘De tuin’ was lange tijd een reden om niet te verhuizen. Ze wilde haar paradijs niet kwijt. Tegelijkertijd was het een van de belangrijkste argumenten om de tent wél te verkopen. Ze was zeventig, tijd voor een ongebonden leven – vond vooral mijn vader.
Dit voorjaar werd mijn ouderlijk huis eindelijk verkocht. In afwachting van de bouw van een kleiner huis met postzegeltuin, betrokken mijn ouders een bovenwoning waar mijn moeder als eerste het balkon vol hing met bloembakken.
‘De tuin is een bende’, zegt ze als ze weer eens langs de oude stek is gefietst. Ze kan erom lachen, want vijf maanden later is ze blij dat ze van al dat werk af is. De nieuwe bewoners delen haar liefde niet. Dat bleek deze week. Mijn broer mailde een linkje door van Marktplaats. De advertentie betrof het leeghalen van een tuin wegens bestrating. ‘Vaste buitenplanten, rododendron, herfstanemoon …’, werden aangeprezen. Voor tien euro kon een ieder zich uitleven. All you can dig. Ik zag een wel heel bekend afhaaladres.